- Engelse naam: Ring Ouzel
-
- Duitse naam:
Ringdrossel
-
- Franse naam:
Merle a plastron
-
Grootte: 24,5 cm. net zo groot als een merel
Spanwijdte: 37-40 cm
- Biotoop: moerassige
streken in heuvelland en gebergte, vooral waar heide en jeneverbes groeien en
rotspartijen aanwezig zijn. De Beflijster is een echte gebergtevogel van open naaldbos, kreupelhout en alpiene weiden.
-
-
-
- Voorkomen: doortrekker
in april-mei en september-oktober. Overwintert in het middellandse
zeegebied. Niet algemeen..
- Voedsel: In het broedgebied zoeken ze net als de merel zoweel dierlijk als plantaardig voedsel op de grond: insekten en larven, regenwormen, slakken en hagedisjes; in de winter bessen..
-
-
- Broedduur: 2 weken
- Broedperiode:
-
- Nest: Meestal op of
vlak boven de grond, in oude struikheide, enz. ook wel in steenwallen,
rotsen, oude mijnschachten en in bomen. beide seksen maken het nest van
heide, varenblad en halmen (wat hier en daar ver naar buiten steekt) en
bekleden het met fijn gras.
-
-
-
-
- Eieren: meestal 4,
worden door beide ouders bebroed
Nestjongfase:
|
|
De Beflijster lijkt een schuwere uitgave van de merel. Hij onderscheidt zich alleen door een witte halve maan op zijn borst. Bovendien zijn bij deze doortrekker de dichtgevouwen vleugels lichter dan zijn lichaam. De vlucht is snel en onstuimig, en als Beflijsters worden opgeschrikt, verdwijnen ze met een snel 'tak-tak-tak', de alarmkreet, tussen de bomen. Vanwege hun witte bef worden ze ook wel dominee-merels genoemd.
|
|